Mijn verhaal, avonturen, ziekte schrijfster

Mijn verhaal

Mijn moeder zong verhalen in mijn oren.
Mijn grootmoeder liet de fantasie van haar zeven kleinkinderen – zes jongens en ik, het enige meisje – de vrije loop. We bakten moddertaarten, reisden de wereld rond in een autowrak en elke kip kon wel een kunstje.
Ik, ik verslond boeken en schreef gedichten van zodra het kon. Met verhalen ontsnapte ik aan een wereld die soms te klein of te angstaanjagend was. Soms waren ze kort die gedichten en vatten ze in één enkele zin samen wat ik onrechtvaardig vond. Soms waren mijn verhalen lang en bleven ze maar duren. Zo lang zelfs dat ik in de speeltijd binnen mocht blijven om verder te schrijven. Ik kon uren schuilen tussen de woorden en zinnen.
Boeken waren mijn rijkdom, auteurs mijn helden. Maar zelf schrijfster worden … nee, daar durfde ik niet van dromen. Ik bleef nuchter en wou juffrouw, laborante of piloot worden.

En toch werd ik schrijfster door een speling van het lot …
Ik was aan de slag als onderzoeker en als coach voor mensen met een beperking. Ik vertelde nog steeds verhalen aan studenten en collega’s, maar ze waren ernstig en wetenschappelijk onderbouwd, zoals dat heet.
Tot op een dag het noodlot toesloeg en ik ziek werd, heel lang ziek werd. Ik lag in bed naar het plafond te staren en was zo moe dat zelfs lezen of schrijven niet meer lukte.
Maar je mag nog zo moe of ziek zijn, er is iets wat je nooit verliest: mijn fantasie zat trouw te wachten tot ik weer aan het verzinnen sloeg.
Tijdens een lange, saaie ziekenhuisopname waaiden Lars en Lieze mijn hoofd binnen. Toen ik wegens plaatsgebrek in de voorraadkamer van het ziekenhuis werd gepropt, schreef ik de eerste scène van een verhaal dat “De ORION Express” geworden is.
Het boek was er niet meteen. Ik schreef maar nu en dan en het liefst als ik in mijn favoriete koffiebar chocomelk kon gaan drinken. Ook al dreigde de uitbaatster mij niet meer te bedienen, net zolang ik haar geen deelgenoot wou maken van mijn verzinsels.
Ik hield het toch geheim, het verhaal over Lieze en Lars en die speciale trein voor zieke mensen tot ik op een schrijfcursus, mijn schrijfcoach Joke tegenkwam. Joke verhuisde naar Zweden en had er een speciaal, klein, rood schrijvershuis. Misschien was het daarom wel dat ik op een dag mijn stoute schoenen aantrok en alleen het vliegtuig nam naar Joke. Mijn liefde voor Zweden … dat was immers geen geheim.
Een resem paniekaanvallen later (waar was ik in hemelsnaam aan begonnen?) durfde ik met een klein hartje het verhaal aan Joke toevertrouwen. Ik kon het niet geloven maar Joke reageerde enthousiast en ze leerde mij bovendien ook hoe het nog beter kon. Het schrijven werd wat serieuzer en de hoofdstukken volgden mekaar op. Soms was het één en al plezier om bijvoorbeeld twee tachtigjarige balletdanseressen te verzinnen. Soms was het zwoegen en twijfelen. Maar gelukkig had ik veel supporters die al in het boek geloofden nog vóór ik dat deed. Het waren die supporters en een heel fijne kinderjury van jonge proeflezers die mij overtuigden een aantal uitgeverijen aan te schrijven. Tot mijn grote verbazing antwoordde uitgeverij Lannoo nog geen week later dat het misschien wel iets worden kon.
En of het iets geworden is! Een tweetal jaar later van herschrijven en overleggen met redacteur Klaas werd het een mooi leesboek met prachtige tekeningen van Jelle. En … ik ben er fier op! En al de supporters die mij over de eindstreep duwden, mogen fier zijn samen met mij. Want – zo heb ik geleerd – een boek schrijf je niet alleen.

Hoe het nu verder moet, weet ik nog niet. Het is zoeken naar een evenwicht want ondanks dit mooie boek ben ik nog steeds ziek. Maar mijn fantasie raak ik niet kwijt en mijn hoofd zit nog vol verhalen. Ze komen er heus wel uit als ik op wandel ben in de natuur of langs de zee.
Wie weet … ?!
Eén ding weet ik zeker het was en blijft een onnoemelijk boeiende reis!

Volg mijn verdere avonturen op mijn blog, mijn facebookpagina: Marieke De Smet of mijn instagramaccount: marieke.desmet.